Het onderzoek is essentieel bij het beantwoorden van de vraag over rechtmatigheid en rechtvaardigheid van het beheren van deze objecten. Zijne Majesteit de Koning en Hare Majesteit Koningin Máxima hechten daarom groot belang aan dit onafhankelijk onderzoek.
Het bestuur van de SHVON, bestaande uit Koningin Máxima (voorzitter), drs. P.J. Schoon en mr. G.J. de Graaf, heeft een commissie benoemd voor de begeleiding van het onderzoek. Deze commissie selecteert een of meerdere onderzoekers die het onderzoek gaan uitvoeren. Naar verwachting neemt het onderzoek minimaal 1,5 jaar in beslag.
De commissie bestaat uit de volgende leden:
- Prof. dr. R.E.O. Ekkart (voorzitter), kunsthistoricus en voormalig directeur RKD – Nederlands Instituut voor Kunstgeschiedenis. Daarnaast was professor Ekkart hoogleraar kunstgeschiedenis aan de Universiteit Utrecht en voorzitter van diverse commissies die onderzoek hebben gedaan naar de herkomst van in de Tweede Wereldoorlog geroofde kunstwerken.
- Dr. V. Smeulders, hoofd Geschiedenis bij het Rijksmuseum, lid van de Adviescommissie Nationaal Beleidskader Koloniale Collecties, Raad voor Cultuur. Zij deed onderzoek naar de omgang met koloniaal erfgoed en het slavernijverleden in Nederland, Suriname, Curaçao, Ghana en Zuid-Afrika. Ze ontving een Black Achievement Award in de Categorie Onderwijs en Wetenschap.
- Dr. M. Bossenbroek, historicus, voormalig directeur Collecties en Dienstverlening van de Koninklijke Bibliotheek en voormalig universitair hoofddocent Publieksgeschiedenis aan de Universiteit Utrecht. Auteur van diverse boeken over onder andere Nederlands-Indië, waaronder De wraak van Diponegoro. Begin en einde van Nederlands-Indië waarin hij de Java-oorlog en de dekolonisatieoorlog beschrijft.
Op basis van de uitkomsten van het onderzoek stelt de begeleidingscommissie aanbevelingen op die zij voorlegt aan het bestuur van de SHVON. Ondanks dat de collectie van de SHVON geen rijkscollectie maar een particuliere collectie is, zullen de aanbevelingen zo veel mogelijk aansluiting zoeken bij de (deels nog te formuleren) criteria die het Rijk hanteert in zijn beleid met betrekking tot koloniale collecties.